Tabel 2: Realisatie en prognose per programma | ||||||||||||||
07 - Werk en Inkomen | (incl. dotaties en onttrekkingen, bedragen x € 1.000) | |||||||||||||
f | Realisatie t/m | Actuele begroting | Prognose resultaat | |||||||||||
---|---|---|---|---|---|---|---|---|---|---|---|---|---|---|
Activiteit omschrijving | Lasten | Baten | Saldo | Lasten | Baten | Saldo | Lasten | Baten | Saldo | |||||
1a. Intensiveren Uitstroom Bijstand | 9.317 | 3.296 | 6.021 | N | 16.898 | 9.300 | 7.598 | N | 800 | V | - | 800 | V | |
1a. Participatievoorzieningen | 1.228 | 45 | 1.184 | N | 3.078 | 69 | 3.009 | N | 100 | V | - | 100 | V | |
1a. Werkgelegenheidsprojecten | 25.985 | 4.693 | 21.292 | N | 55.904 | 8.100 | 47.804 | N | 9.800 | V | 5.000 | N | 4.800 | V |
1b. Sociale werkvoorziening | 37.411 | 15.157 | 22.254 | N | 56.756 | 24.488 | 32.268 | N | 1.000 | N | 1.200 | V | 200 | V |
2. Bijstandsverlening en inkomensvoorzieningen | 411.589 | 408.706 | 2.883 | N | 421.207 | 357.942 | 63.265 | N | 9.400 | N | 9.400 | V | - | |
3a. Bijzondere hulpverlening huisvesting | 76 | - | 76 | N | 114 | - | 114 | N | - | - | - | |||
3a. Gemeentelijk minimabeleid | 39.297 | 964 | 38.333 | N | 53.548 | 2.030 | 51.518 | N | 600 | V | 200 | V | 800 | V |
3a. Kinderopvang ivm sociaal/medische indicatie | 1.216 | 35 | 1.181 | N | 1.421 | 90 | 1.331 | N | 100 | N | - | 100 | N | |
3b. Advies, informatie en sociaal juridische diensten | 4.327 | -1 | 4.328 | N | 6.575 | 250 | 6.325 | N | 100 | V | - | 100 | V | |
3b. Financiele hulpverlening | 1.879 | 386 | 1.494 | N | 3.185 | 510 | 2.675 | N | 100 | N | 100 | V | - | |
3b. Kredietfaciliteiten GKB | 406 | 2.690 | 2.284 | V | 566 | 4.946 | 4.380 | V | - | 200 | N | 200 | N | |
3b. Schuldhulpverlening | 9.302 | 149 | 9.153 | N | 14.074 | 234 | 13.840 | N | 500 | N | 300 | V | 200 | N |
Totaal | 542.034 | 436.120 | 105.914 | N | 633.326 | 407.960 | 225.366 | N | 300 | V | 6.000 | V | 6.300 | V |
Prognose saldo afgerond op € 50.000 |
Toelichtingen (afwijkingen van meer dan € 2,5 mln.)
Werkgelegenheidsprojecten
De lasten voor de activiteit werkgelegenheidsprojecten worden € 9,8 mln. lager geprognosticeerd dan begroot. Dat heeft 2 oorzaken:
- Door de lockdown zijn projecten in het kader van de reguliere re-integratie activiteiten gedurende een periode van 5 maanden stil komen te liggen. Daardoor wordt in 2020 € 5,0 mln. minder uitgegeven aan inkoop, inzet van personeel en inhuur dan begroot. Daarmee ontstaat ook een achterstand op de uitstroom. Op basis van de raming CPB III, zal de uitstroom naar werk en school voor 2020 op ongeveer 2.000 uitkomen i.p.v. de begrote 3.100. De middelen zullen hiervoor worden ingezet, dat zal dan voornamelijk in 2021 zijn beslag krijgen.
- Door de lockdown komen de activiteiten voor STiP 2.0 veel later dan beoogd op gang, ook het vervangen bij STiP 1 loopt vertraging op. Dat leidt tot € 4,8 mln. lagere lasten. Vanaf 2021 verwachten wij dat de uitvoering weer op gang is en dat de lasten dan zullen worden ingelopen. De middelen lopen via een reserve en worden daarmee voor dit doel bewaard. Dat gebeurt door de onttrekking uit de reserves voor 2020 ongedaan te maken (zie ook verklaring lagere baten hieronder).
De baten voor de activiteit werkgelegenheidsprojecten worden € 5,0 mln. lager geprognosticeerd dan begroot. De oorzaak hiervan is:
- Omdat STiP 2.0 door de lockdown in 2020 voor het overgrote deel niet kunnen worden ingezet, is de onttrekking van deze middelen uit de hiervoor bestemde reserve niet nodig en worden deze zoals door het College en de Raad bedoeld voor dit doel bewaard. Financieel-technisch leidt dit tot lagere baten van € 5,0 mln. omdat de begrote onttrekking aan de reserves niet wordt geëffectueerd. Deze € 5,0 mln. is in 2021 nodig om de achtergebleven uitstroom in 2020 in te halen en daarnaast 100 extra uitstroom te realiseren in 2021 zoals opgenomen is in de programmabegroting 2021-2025.
Sociale werkvoorziening
De afwijking op het resultaat van de activiteit sociale werkvoorziening is beperkt, omdat de tegemoetkoming voor omzetderving a.g.v. coronamaatregelen van het rijk hierin al is becijferd (€ 3 mln) Maar voor de productiefaciliteit sociale werkvoorziening moet wel worden geïnvesteerd in de werkomgeving, bijvoorbeeld voor klimaatbeheersing. De investeringen kunnen mogelijk rond de € 6,0 mln. kosten, vooral verspreid over 2021 en verder.
Toelichting inkomensvoorzieningen
* De uitgangspunten voor deze prognose zijn de ramingen zoals die bestuurlijk zijn gebruikt bij de impact-analyse Corona. Het CPB komt binnenkort met nieuwe ramingen maar die zijn nog niet vertaald naar de bestuurlijke context van Den haag. Daarnaast verwachten we dat het Rijk op Prinsjesdag met aangepaste ramingen komt. Op dit moment lijkt het erop dat de maatschappelijke en dus ook de financiële impact voor Programma 7 iets mee valt ten opzichte van CPB III.
De TOZO is niet als activiteit opgenomen in de begroting en dus ook niet in deze 8 maandsrapportage maar deze activiteit verloopt naar verwachting resultaat-neutraal.
De lasten van de activiteit Inkomensvoorzieningen worden € 9,4 mln. hoger geprognosticeerd dan begroot. Dat heeft als oorzaak:
- Door de lockdown en de krimp van de economie die daardoor ontstaat doen in de 2 e helft van het jaar ongeveer 3.000 mensen meer dan begroot een beroep op de bijstand. Dat gebeurt in de 2 e helt van het jaar en dus gemiddeld voor ongeveer 3 maanden. Gemiddeld komt dat beroep op de bijstand dan neer op ongeveer € 3.000 per persoon. In totaal komt deze ontwikkeling neer op € 9,4 mln. hogere uitkeringslasten.
We zijn bij deze prognose uitgegaan van het CPB III scenario uit mei. Op dit moment lijken de cijfers iets beter uit te vallen dan geraamd door het CPB in mei. Omdat het uiteindelijke resultaat sterk afhankelijk is van zaken als de doorstroom vanuit de WW in Q4 en een eventuele 2 e golf.
De baten van de activiteit Inkomensvoorziening worden € 9,4 mln. hoger geprognosticeerd dan begroot. Dat heeft als oorzaak:
- Tegenover de uitkeringslasten staat de BUIG-uitkering waarmee het Rijk deze lasten vergoed. Deze uitkering kent echter een vertraging van 1-2 jaar ten opzichte van de ontwikkeling van de lasten. Op dit moment zijn de gemeenten hierover in gesprek met het Rijk. Rond 1 oktober (na Prinsjesdag en na de besluiten over definitief BUIG-budget 2020 en voorlopig BUIG budget 2021). Op basis van de huidige verwachtingen ten aanzien van de tegemoetkoming van het rijk lijkt het alsof het BUIG budget in 2020 en 2021 toereikend zal zijn en tot een 0-resultaat zal leiden. Dit zijn echter verwachtingen en een afwijking van 2,5% tegemoetkoming t.o.v. de verwachting leidt al tot een risico van € 10,0 mln. Daarnaast is nog niet bekend in welke mate de toegenomen bijstandsaanvragen in 2021 zullen zorgen voor een toename van de uitvoeringskosten om deze af te handelen. Dit laatste punt is ook opgenomen in de corona impactanalyse 2020-2021 (RIS 305404). De uitvoeringskosten worden gefinancierd uit het gemeentefonds.